Eindtermen Beroepsgerichte taalvaardigheid

Instructie en interactie met studenten
De docent kan in het onderwijs Nederlands als vreemde taal het Nederlands als voertaal hanteren om instructies te geven en met de studenten te communiceren. Dat houdt in dat de docent

  • instructies kan geven in foutloos Nederlands;
  • de instructies kan aanpassen aan de groep studenten;
  • non-verbale aspecten van communicatie kan toepassen;
  • vakgebonden vocabulaire beheerst;
  • woorden kan semantiseren;
  • verschillende typen vragen kan stellen: socratische, organisatorische, persoonlijke;
  • interactie tussen studenten kan stimuleren en organiseren;
  • kan communiceren op het (taal)niveau van de cursisten;
  • met collega’s in de doeltaal kan communiceren.

Feedback en beoordeling
De docent kan in het Nederlands feedback geven aan studenten en aan collega’s. Dat houdt in dat de docent

  • fouten van studenten in mondelinge en schriftelijke producten herkent;
  • adequate feedback kan geven op fouten van studenten;
  • de beoordeling van producten goed kan verwoorden en verantwoorden;
  • collega’s zowel mondeling als schriftelijk feedback kan geven op basis van lesbezoek;
  • de terminologie van feedback en evaluatie beheerst.