Opdracht 1

iDevice-pictogram Kenmerken van goede instructietaal

1. Hieronder staat een transcript van een lesfragment. Lees het fragment en geef de docent aan de hand van de theorie zowel positieve als negatieve feedback.

Docent:

“We gaan nu de tekst die jullie net al een paar keer gehoord hebben, voorlezen. Doe je boek maar open. We gaan de tekst zo hardop lezen. Heeft iedereen zijn boek op de goede bladzijde geopend? Dus we gaan de tekst hardop lezen en dan zijn jullie de klant en ik ben de winkelier. Dus ik zeg: “Kan ik u helpen?” en jullie zeggen dan: “Ja, ik zoek een blauw overhemd.”. Daarna doe je dat nog een keer, maar dan in tweetallen. Is het duidelijk? Begrijpt iedereen wat de bedoeling is? Dan gaan we nu beginnen. Ik begin.”


2.U gaat luisteren naar een docent. Geef de docent positieve en negatieve feedback op zijn stemgebruik.

“Jullie hebben…eh…eh..de tekst gelezen en de…eh…eh…eh…moeilijke woorden onderstreept. Nu ga je eerst…eh..eh….samen met een medecursist kijken welke..eh..eh..eh woorden je moeilijk vond. Eh…eh…misschien kun je elkaar helpen. Als je weet wat een woord betekent, eh….eh…kun je dat aan de ander uitleggen. Eh…eh..als je allebei niet weet wat het woord betekent kun je drie dingen doen..eh…eh…: één: je kunt kijken naar de context en..eh…eh…raden wat het woord betekent…eh…eh…eh..twee: je kunt het woord in het woordenboekdrie: je kunt kijken of je stukjes van het woord kent en zo de betekenis proberen te raden. Eh…eh…hebben jullie nog vragen over deze opdracht? Amina, kun jij nog eens kort vertellen wat we gaan doen?” opzoeken en…eh….