Werkvormen verstavaardigheid

iDevice-pictogram

Woorden of woordgroepen onderscheiden:
Kies alleen woorden die de leerder al kent. Wat je niet kent, kun je immers ook niet verstaan?

  • Gatenteksten op woordniveau
    Laat woorden of woordgroepen weg om te trainen op het verstaan van verbonden spraak. In het begin kunt u de oefening makkelijker maken door keuzemogelijkheden te geven, bijvoorbeeld:

Pieter heeft gisteren een broek / boek gekocht.
Ans koopt een vis / fiets op de markt.

  • Wat is het laatste woord in de zin?

Op zinsniveau:

  • Wat is de laatste zin die je hoort? Gebruik bijvoorbeeld een weerbericht.

Met maxima tussen de 8 en de 14 graden is het koud voor juni
Met maxima tussen de 8 en de 14 graden blijft het koud voor juni.

  • In welke zin hoor je het woord ….?

a Zin 1
b Zin 2
c Zin 3

  • In welke volgorde hoor je de volgende woorden?

a. bewolkt – opklaringen – zon
b. zon – opklaringen - bewolkt
c. opklaringen – bewolkt – zon

  • Vaststellen waar de klemtoon ligt:

U kunt de oefening vormgeven met meerkeuzevragen of met kaartjes.
De docent leest de vraag. De leerders luisteren en kiezen een antwoord.

  • Zitten er volgens Jan veel vitaminen in sigaretten?

a. Nee, in appels
b. Nee, veel nicotine
c. Nee, volgens Irene

De vraag met het bijpassende antwoord:

Ga jij met Irene op vakantie naar Spanje? Nee, naar Italië.
Ga jij met Irene op vakantie naar Spanje? Nee, met Anja.
Ga jij met Irene op vakantie naar Spanje? Nee, Bas gaat met Irene op vakantie.
Ga jij met Irene op vakantie naar Spanje? Nee, we gaan voor ons werk naar Spanje.