Opdracht 5
Hieronder worden vier casussen besproken. Wanneer u uw collega feedback geeft, kunt u een van de vier gegeven termen gebruiken. Welke?
1. Een collega heeft een toets gemaakt. De groep cursisten
voor wie de toets bedoeld is, bestaat voor de helft uit studenten die rechten
studeren. De leestekst van de toets gaat over het Nederlandse rechtsstelsel.
In mijn feedback kan ik gebruik maken van de term:
consistentie
| |
cesuur
| |
bias
| |
efficiëntie
|
2. Een collega heeft een toets gemaakt. Bij het nakijken van de
toets blijkt dat alle cursisten bij vraag vier een verkeerd antwoord hebben
gegeven.
In mijn feedback kan ik gebruik maken van de term:
consistentie
| |
cesuur
| |
bias
| |
efficiëntie
|
3. Een collega heeft voor een cursus van 28 uur een
voortgangstoets gemaakt. De afname van de toets duurt 4 uur en voor de
correctie hebt u nog eens 8 uur nodig.
In mijn feedback kan ik gebruik maken van de term:
consistentie
| |
cesuur
| |
bias
| |
efficiëntie
|
4. Een collega heeft een toets gemaakt. De cursisten moeten
voor alle onderdelen minimaal 80% halen. Dat percentage vindt u te hoog.
In mijn feedback kan ik gebruik maken van de term:
consistentie
| |
cesuur
| |
bias
| |
efficiëntie
|