Interculturele competentie: opdracht

IDevice Icon

Linguïstische competentie

1. Bedenk een aantal uitdrukkingen of spreekwoorden in uw eigen taal. Zijn de sferen waaruit ze komen vergelijkbaar met die van het Nederlands (handel, water, klimaat).


Pragmatische competentie

2. Hoeveel woorden zijn er in uw taal om afscheid te nemen? Schrijf ze op. Zijn er verschillen tussen deze woorden? Lijken de verschillen op die in het Nederlands: doei, de mazzel, tot ziens.


Discursieve competentie

3. In welke situatie mag een spreker in uw land niet worden onderbroken? Is dat in Nederland ook zo, denkt u?


Strategische competentie

4. Zijn er in uw taal ‘stoplappen'? Schrijf er een paar op. Lijken ze op die in het Nederlands?