Opdracht 2
1. Welke van de volgende zinnen kun je niet zeggen tegen de vader van je vriendin?
Gaat u hier maar zitten.
| |
Gaat u toch maar even zitten.
| |
Gaat u maar even zitten.
| |
Gaat u nu zitten.
|
2. U bent docent en u vraagt iets aan een leerling van tien jaar. Welke van de volgende zinnen kun je beter niet zeggen?
Help me
even alsjeblieft.
| |
Zou je me alsjeblieft even willen helpen?
| |
Wil je me even helpen?
| |
Zou je me even willen helpen?
|
3. U staat in de bus en zoekt een zitplaats. U vraagt een grote groep u onbekende mensen die in de weg staat of u mag passeren. Welke van de volgende zinnen kun je het beste zeggen?
Mag ik er misschien even langs?
| |
Zou ik er misschien even langs mogen?
| |
Ik wil er even langs.
| |
Mag ik er langs?
|
4. U staat als docent voor de klas en vraagt een student de deur dicht te doen. Welke zinnen kunt u gebruiken? (meerdere mogelijkheden)
Doe de deur even dicht.
| |
Wil je de deur even dichtdoen?
| |
Wil je misschien de deur even dichtdoen?
| |
Zou je de deur even willen dichtdoen?
| |