Opdracht 1

1. Op een congres ontmoet je een oudere heer. Hij wil kennis met je maken en stelt zich voor. Jij noemt je naam. Welke zin zeg je dan niet?
Hoe gaat het?
| |
Hoe maakt u het?
| |
Hoe gaat ie?
|
2. Je bent de eerste keer op bezoek geweest bij de ouders
van je vriendin. Jullie gaan weg. Wat zeg je?
Doei.
| |
De mazzel.
| |
Tot ziens.
|
3. Je komt binnen tijdens een directievergadering op je werk. Jij bent opgeroepen maar hoort niet bij de directie en je kent de mensen helemaal niet. Wat zeg je niet?
Hoi.
| |
Goedemiddag.
| |
Hallo.
|
4. Welke zin kun je wel zeggen tijdens een sollicitatiegesprek:
Deze baan lijkt me heel erg leuk.
| |
Deze baan lijkt me hartstikke leuk.
| |
Deze baan lijkt me onwijs leuk.
|