Opdracht 3

IDevice Icon
Vraag aan een collega om een les van u bij te wonen. Geef hem de onderstaande vragen en vraag hem ze te beantwoorden op basis van zijn observaties. Bespreek zijn antwoorden met hem en vergelijk ze met uw eigen antwoorden.
Als u geen collega's heeft, kunt u misschien een opname van een les (laten) maken en uzelf aan de hand van de opnames evalueren.


1. Hoe vaak stellen de studenten vragen?

a. vaak
b. soms
c. (bijna) niet

 

2. Wat doet de docent als iemand een vraag stelt?

a. de docent geeft het antwoord
b. de docent speelt de vraag terug naar de vraagsteller
c. de docent speelt de vraag terug naar de groep

 

3. Wat doet de docent als hij het antwoord op een vraag niet weet?

a. de docent improviseert een antwoord
b. de docent zoekt het antwoord op samen met de cursist
c. de docent zegt dat hij het antwoord moet opzoeken
d. de docent zegt dat hij het antwoord niet weet

 

4. Hoe is de afstand tussen de docent en zijn studenten?

a. groot
b. gemiddeld
c. zo klein mogelijk

 

5. Wat is de meest voorkomende werkvorm in de lessen?

a. klassikaal
b. groepswerk
c. individueel

 

6. Wat is volgens u de rol van de docent?

a. dirigent/kennisoverdrager
b. begeleider/coach