Opdracht 3

iDevice-pictogram Manieren van instructies geven
Vraag aan een collega om een les van u bij te wonen. Geef hem het onderstaande overzicht en vraag hem de betreffende hokjes aan te kruisen. Vergelijk het resultaat met uw eigen inschatting. Als u geen collega’s heeft, kunt u misschien een opname van een les (laten) maken en uzelf aan de hand van de opnames evalueren.


helemaal niet waar




helemaal waar

Instructies






1. De docent gebruikt makkelijke woorden.

 

 

 

 

2. De docent gebruikt alleen korte, eenvoudige zinnen.

 


 

 

3. De docent gebruikt signaalwoorden.

 

 

 

 

4. De docent herhaalt de instructies op verschillende manieren.

 

 

 

 

 

5. De docent geeft voorbeelden bij de instructies.

 

 


 

 

Stem






1. De docent spreekt rustig en duidelijk.

 

 

 

 

 

2. De docent articuleert goed, maar niet overdreven.

 

 



 

 

3. De docent benadrukt de woorden die belangrijk zijn.

 

 

 

 

 

4. De docent pauzeert soms tussen twee woorden of zinnen

 

 

 

 

 


nooit




altijd

Taalvorm






1. De docent gebruikt de beleefde vraag.

 

 

 

 

 

2. De docent gebruikt de imperatief.

 

 

 

 

 

3. De docent gebruikt modale partikels.

 

 

 

 

 

4. De docent gebruikt de “we-vorm”.

 

 

 

 

 

5. De docent gebruikt de “jullie-vorm”.

 


 

6. De docent gebruikt het diminutief.