Opdracht 2
Wat zijn positieve punten van de onderstaande oefeningen?
1. Je krijgt een beschrijving van het gezin van Peter Veldhuizen. De beschrijving is niet helemaal compleet. Iedere cursist krijgt van de docent een gegeven. Loop rond en stel elkaar vragen om de beschrijving compleet te maken.
Het
gezin van Peter Veldhuizen (Niveau A1/A2)
Peter woont
in ________________________.
Hij is
getrouwd met __________________
Ze hebben
_____________________ kinderen.
Hun zoon
heet ______________.
Hun dochter
heet ___________.
Peter werkt
als _______________.
Hij werkt op
een groot kantoor in ________________.
Peter gaat
met de _______________ naar zijn werk.
2. U
geeft les aan een groep op A2 niveau. U wilt aandacht besteden aan de
imperatief.
Stap
1
De
cursisten luisteren naar het liedje Pa
van de groep Doe maar.
Ze
onderstrepen de werkwoorden die een instructie of bevel uitdrukken.
Knoop je jas dicht
Doe een das om
Was eerst je handen
Kam je haren
Recht je schouders
Denk aan je tanden
Blijf niet hangen
Recht naar huis toe
Spreek met twee
woorden
Stel je netjes voor
En zeg U,u,u,u,u,u,!
Aan
de hand van voorbeelden wijst de docent op de vorm van de imperatief.
Stap
3
De
docent doet een TPR (Total Physical Response) oefening.
Hij
geeft instructies en de leerlingen voeren ze uit.
Doe je boek open!
Doe het licht uit !
Etc.
De
cursisten werken in kleine groepjes en geven elkaar instructies aan de hand van
kaartjes die ze omdraaien:
Voorbeeld:
Je wilt dat je medecursist de deur
dichtdoet. Wat zeg je?
3.Het
scheidbare werkwoord. (Niveau A2)
Onderstreep de scheidbare werkwoorden in de
volgende zinnen.
1 Hans
belt mij vanavond op.
2 Hans
heeft mij gisteren opgebeld.
3 Hans
probeert mij morgenavond op te bellen.
4 Hans
zegt dat hij mij morgen opbelt.
5 Hans
zal mij morgenavond opbellen.
1_______________________________________
2_______________________________________
3_______________________________________
1________________________________________
2________________________________________
Naar: Nederlands in Hoofdlijnen.
4. Het scheidbare werkwoord (Niveau A2)
Werk in
tweetallen. Ieder krijgt van de docent een tabel die niet compleet is. Maak de
tabel compleet door elkaar om de beurt een vraag te stellen. Soms moet je
vragen wat iemand gedaan heeft. Soms moet je vragen wanneer
iemand iets gedaan heeft.
Tabel A
|
aandoen |
opeten |
schoonmaken |
meebrengen |
Thomas |
de
tv
………… |
………….
vanochtend |
de
keuken
………… |
………….
gisteren |
Eric |
………..
altijd |
de
soep
…………. |
de
wc
……….. |
bonbons
…………. |
Sarah |
de
lamp
………… |
…………
altijd. |
…………..
afgelopen
weekend |
iets
………….. |
Tim |
de
oven
…………. |
……………
vanmiddag |
de
douche
…………. |
een
fles wijn
………….. |
|
aandoen |
opeten |
schoonmaken |
meebrengen |
Thomas |
……….
gisteren |
zijn
ontbijt
…………. |
…………..
vandaag |
bloemen
………….. |
Eric |
de
radio
…………… |
…………
gisteravond |
…………..
gisteren |
………….
vanavond |
Sarah |
…………..
elke
avond |
alles
………….. |
het
huis
…………..
|
………….
nooit |
Tim |
………….
vandaag |
twee
boterhammen
…………… |
…………….
morgen |
…………… afgelopen week. |
Uit: Nederlands in
Hoofdlijnen