Lezen: theorie
Leesvaardigheid heeft zeker een taalonafhankelijke kant. Als je eenmaal hebt leren lezen dan kun je het, of het nu in je moedertaal is of in een vreemde taal. Toch zien we dat veel taalleerders moeite hebben met het lezen van teksten in de vreemde taal. De problemen die zich voordoen bij het lezen in de vreemde taal worden dan ook meestal veroorzaakt door onvoldoende kennis van het vocabulaire en grammaticale structuren. De oplossing lijkt eenvoudig: leer de woorden en de grammatica in de vreemde taal en dan kun je ook lezen in die taal. In leergangen voor anderstaligen lijken de teksten dan ook voornamelijk te dienen om te zorgen voor voldoende nieuw taalaanbod. Ze worden gebruikt om allerlei nieuwe woorden of andere te leren taalelementen te introduceren. De opdrachten bij deze teksten zijn er veelal op gericht te controleren of de leerder de tekst begrepen heeft. Maar vergroot een dergelijke aanpak ook de leesvaardigheid van de vreemde taalleerder?
Lezen in de vreemde taal verloopt significant langzamer dan in de moedertaal, ook bij geoefende lezers. De oorzaak hiervan ligt in de snelheid en vloeiendheid waarmee de tekst wordt verwerkt. Voor een lezer in een vreemde taal zit er meer tijd tussen het zien van een woord en de herkenning ervan. Door veel herhaling wordt de woordherkenning geautomatiseerd, zodat die herkenning tenslotte razendsnel en zonder moeite gebeurt. Zeer veel lezen, en het liefst teksten met zo min mogelijk onbekende woorden, het zogenaamde fun-reading, is daarom een cruciaal onderdeel van leesonderwijs aan hoger opgeleide anderstaligen. Daarbij is het van belang om het leestempo op te voeren.
Uit onderzoek blijkt dat minimaal 95% van de woorden bekend moet zijn om een tekst zonder problemen te kunnen lezen. Een tekst die meer onbekende woorden bevat kan dus wel geschikt zijn om de woordenschat uit te breiden maar kan niet gebruikt worden om leesvaardigheid te trainen.
Een toereikende woordenschat is dus zeker een voorwaarde en een goed leesprogramma kan niet zonder ruime aandacht voor vocabulaireverwerving.
Leesvaardigheid heeft daarnaast ook een taalonafhankelijke dimensie die tekstbegripvaardigheden, strategische kennis en vaardigheden, en metacognitieve kennis omvat. Is de kennis van de taalleerders op dit gebied niet optimaal dan zal het lesmateriaal ook deze vaardigheden moeten trainen. Daarom is het van groot belang om vast te stellen of de leerders beschikken over vaardigheden als
- leesstijl aanpassen aan leerdoel;
- relaties leggen tussen tekstelementen en tekstgedeeltes;
- voorkennis inzetten en ontbrekende informatie aanvullen
- de opmaak en lay-out van de tekst gebruiken;
- leesstrategieën op het juiste moment toepassen;
- feiten van meningen onderscheiden;
- hoofd- en bijzaken scheiden;
- signaalwoorden, verwijswoorden en verbindingswoorden gebruiken voor tekstbegrip;
- kennis over hoe bepaalde tekstsoorten zijn opgebouwd toepassen.