Terminologie bij vakdidactiek
Wanneer u inhoudelijk met vakgenoten overlegt, is het van belang dat u op de hoogte bent van vakterminologie die betrekking heeft op taalleren en lesgeven. In de loop der jaren is hierover heel veel geschreven. We gaan hieronder in op een aantal termen dat u regelmatig zult tegenkomen in recente publicaties over taalonderwijs.
Constructivisme
Het constructivisme is een theorie over kennis en leren. In constructivistische
theorieën over leren wordt uitgegaan van de aanname dat kennis het resultaat is
van de eigen leeractiviteiten. Leren is geen passief, kennisabsorberend en
extern gestuurd proces, maar een actief, constructief en zelfgestuurd proces.
Vertaald naar het taalonderwijs betekent dit dat de kennis van de nieuwe taal
geconstrueerd moet worden door interactief ervaringsleren. Docenten worden
beschouwd als coaches die dit proces stimuleren en leerders ondersteunen bij
het oplossen van problemen. Authentieke taken moeten leerders uitdagen kennis
te gebruiken. Het zoeken van oplossingen voor gepresenteerde problemen moet
centraal staan en fouten zijn toegestaan.
Taaltaak
De taaltaak
komt voort uit het taakgericht onderwijs. Taakgericht taalonderwijs is
onderwijs waarbij de leerders (taal)taken uitvoeren. Deze (taal)taken gaan uit
van situaties waarmee de taalleerder in het dagelijkse leven geconfronteerd kan
worden. Taaltaken bevatten een reeks communicatieve handelingen waarbij één of
meerdere taalgebruikers betrokken zijn en die gericht zijn op het bereiken van
een bepaald doel.
Focus on
Forms (FonFs), Focus on Meaning (FonM) en Focus on Form (FonF)
In het
traditionele grammaticaonderwijs was er veel aandacht voor het leren van regels
en werden de regels geoefend in de vorm van drills en structuuroefeningen.
Diametraal tegengesteld aan deze benadering staat Focus on Meaning. Bij FonM
staat niet de vorm, maar de betekenis centraal. Hier ligt de nadruk vooral op
het leren van losse items in plaats van het leren van regels. Focus on Form is
een nieuwe aanpak in het grammaticaonderwijs, die in zekere zin het leren van
regels combineert met het leren van items uit betekenisgericht onderwijs. Bij
FonF is het belangrijk dat er aandacht is voor grammatica, maar dat deze
grammatica aangeboden wordt in een functionele, communicatieve activiteit. Deze
aandacht wordt in de vakliteratuur ook wel ‘noticing’ genoemd. Volgens de
aanhangers van deze aanpak kan de leerder een bepaalde structuur pas verwerven
nadat hij de structuur heeft opgemerkt. Twee andere sleutelwoorden van FonF
zijn: ‘output’ en ‘interactie’. ‘Output’ is voor de taalleerders van belang om
hun hypotheses over de regels van de taal uit te testen en eventueel bij te
stellen. ‘Interactie’ is nodig om op het eigen taalgebruik te kunnen
reflecteren.
Dictoglos is
een werkvorm waarbij de interactie tussen taalleerders centraal staat en
verschillende taalvaardigheden tegelijkertijd worden geoefend. De
dictoglosprocedure verloopt als volgt: de docent leest een tekst voor, waarna
de leerders in overleg met elkaar een grammaticaal en lexicaal correcte
tekstreconstructie maken. Het centrale onderdeel van deze procedure is de
reconstructiefase. In die fase speelt de onderlinge interactie een belangrijke
rol.
Total
physical response (TPR)
Total
physical response is een receptieve aanpak die voorkomt uit de
handelingspsychologische benadering. Volgens deze benadering wordt taal beter
in het geheugen opgenomen als taal gekoppeld wordt aan een handeling. Bij TPR
krijgt de taalleerder opdrachten in de doeltaal die hij fysiek moet uitvoeren.
Als u de opdracht bij dit onderdeel wilt doen, ga naar Didactische terminologie: opdrachten (6).