Terminologie bij vragen
In het deel Vragen stellen: theorie van deze module besteden we aandacht aan de verschillende
soorten vragen die u kunt stellen, de effectiviteit van de vraag, de manier van
vragen stellen en de manier waarop u kunt reageren op de vragen van uw
cursisten. In dit deel gaan we in op de terminologie bij open vragen en
meerkeuzevragen.
Bij open
vragen moet de cursist het antwoord zelf formuleren, bij meerkeuzevragen of ook
wel multiple choice-vragen (mc-vragen) genoemd, kan de cursist kiezen uit een
aantal opties of alternatieven. De foute alternatieven worden ook wel afleiders
genoemd. De vraag noemen we de stam. De stam kan lang of kort zijn en bestaan
uit een volledige vraag of een zin die afgemaakt moet worden. Wanneer een
mc-vraag maar twee alternatieven heeft, is de kans dat het goede antwoord geraden
wordt groter dan bij een mc-vraag met vier alternatieven. We spreken in dit
verband van de raadkans.
Andere woorden die te maken hebben met meerkeuzevragen, zijn: aannemelijkheid, juistheid, gelijkwaardigheid en ordening. We bedoelen met “aannemelijkheid” dat er bij de afleiders geen duidelijk foute antwoorden mogen staan. Daarnaast is het van belang dat het goede antwoord ook echt helemaal goed is (= juistheid). Met “gelijkwaardigheid” bedoelen we dat alle alternatieven vergelijkbaar moeten zijn. Verder moeten de afleiders logisch gerangschikt worden (= ordening); van klein naar groot of van laag naar hoog.
Als u de opdrachten bij dit onderdeel wilt doen, ga naar Didactische terminologie: opdrachten (3 en 4).
Zie ook:
http://nl.wikipedia.org/wiki/Vraag_(taal).