Feedback op schrijfopdrachten
Er is veel discussie over de vraag of het zinvol is om feedback te geven op schrijfopdrachten. Volgens Truscott (1996) zijn er geen onderzoeksresultaten die erop wijzen dat foutencorrectie op langere termijn helpt. Deze bewering leidde tot een stroom van tegenreacties en publicaties waarin werd aangetoond dat feedback geven wel degelijk zin heeft. Zo blijkt uit onderzoek van Van Beuningen, De Jong en Kuiken (2008) dat correctieve feedback een positief effect heeft op de correctheid van schrijfproducten. We zullen hier niet verder op deze discussie ingaan, maar wel aangeven op welke manieren het mogelijk is om feedback te geven op schrijfproducten.
Ook bij
schrijfopdrachten is het mogelijk om op verschillende manieren feedback te
geven: direct en indirect. Het is mogelijk om de fouten meteen te corrigeren,
maar u kunt ook werken met zogenaamde correctiecodes of met opmerkingen in de
kantlijn. Over het algemeen wordt ervan uitgegaan dat indirecte feedback
effectiever is dan directe feedback, omdat het leidt tot een grotere cognitieve
inspanning. Het oplossen van problemen verhoogt het leereffect. In sommige
leergangen is een correctiemodel opgenomen (Nederlands in actie, Dixi!). Met de
opkomst van het digitale tijdperk wordt er ook steeds vaker gebruik gemaakt van
de mogelijkheden die tekstverwerkingsprogramma’s bieden voor feedback
(bijvoorbeeld het bijhouden van wijzigingen en het plaatsen van opmerkingen in
Word). Ook zijn er de laatste jaren nieuwe digitale hulpmiddelen ontwikkeld,
zoals de Cito-werkbalk en Markin. Het eerste
instrument is gratis te verkrijgen, voor het tweede heeft u een licentie nodig.
Een derde
manier om (individuele) feedback te geven op schrijfopdrachten is het voeren
van een gesprek met de T2-leerder over de gemaakte fouten. De T2-leerder
vertelt welke denkstappen hij gemaakt heeft om tot een bepaalde keuze te komen.
Op die manier kunt achterhalen waar het mis is gegaan en u kunt de T2-leerder
aan de hand van gerichte vragen en opmerkingen op het goede spoor brengen.
Bij
beginnende leerders kan het werken met correctiecodes tot frustratie leiden,
omdat een tekst vaak erg vol met codes staat en de beginnende T2-leerder nog
niet in staat is om zelf alle fouten te corrigeren. Het is dan ook raadzaam om
bij beginnende leerders per schrijfopdracht structureel één of twee
verschillende foutsoorten (bijvoorbeeld spelling en congruentie) met codes te
markeren en de andere fouten te corrigeren.
Bij gevorderde leerders kan het zinvol zijn om met een foutenschema te werken. In het foutenschema zijn de fouten per categorie opgenomen en de cursist kan per schrijfopdracht aangeven hoeveel fouten hij per categorie heeft gemaakt. Op die manier krijgt de T2-leerder een beeld van de fouten die hij het meest maakt.
Als u de opdrachten bij dit onderdeel wilt doen, ga naar Feedback geven: opdrachten (5, 6 en 7).