Luisterstrategieën

iDevice-pictogram

Luisterdoel bepalen.
Het eerste wat een efficiënte luisteraar zou moeten doen is het bepalen van zijn of haar luisterdoel. De luisteraar moet vaststellen wat hij of zij wil weten. Moet er letterlijke informatie opgenomen worden, wil men alleen weten waar het gesprek over gaat, gaat het erom of de spreker ergens positief of negatief over is? Het luisterdoel bepaalt hoe intensief en hoe nauwkeurig de luisteraar luistert.

Kennis van de wereld activeren

De kennis van de luisteraar is georganiseerd volgens bepaalde ‘scripts’. Als een luisteraar begint te luisteren activeert hij deze scripts. Praat iemand bijvoorbeeld over studeren dan zullen woorden als student, tentamen, studiefinanciering paraat zijn. De woorden die de luisteraar hoort worden vergeleken met dit script. Op die manier herkent de luisteraar de woorden sneller

Gebruik maken van de context

Een goede luisteraar maakt gebruik van alle visuele informatie die gegeven is. Hij is gespitst op referenten in de omgeving, let op waar de spreker naar kijkt of wijst.
De gezichtsuitdrukking, gebaren, houding en ook intonatie en volume van de spreker verraden vaak wat zijn intentie is. Bij goed videomateriaal ondersteunt het beeld de tekst.


Anticiperen

Wanneer een luisteraar een globaal idee heeft van de betekenis van het gesprokene en de intentie van de spreker (op basis van kennis van de wereld en de context) kan de luisteraar voorspellingen doen over wat er gezegd gaat worden. De luisteraar loopt vooruit op wat er gaat komen, herkent daardoor sneller woorden en hoeft minder secuur te luisteren.

Selecteren
VT- en T2-luisteraars kennen niet alle woorden en zullen dus vaak woorden horen die ze niet begrijpen. Ze zullen deze woorden moeten laten voor wat ze zijn en zich moeten richten op de globale inhoud of voor hen relevante informatie. Ze moeten betekenisvolle woordgroepen kunnen isoleren en woorden met een hoog semantische lading eruit kunnen pikken.

Als u de opdracht bij dit onderdeel wilt doen, ga naar Luisteren: opdrachten (2).